Desirée Scholten is vrijwel altijd trouw gebleven aan het rechthoekige kader van het weefgetouw en wist zich binnen die restricties telkens weer te vernieuwen. Na de dradenkleden brak een nieuwe fase aan waarin Desirée Scholten verder experimenteerde met technieken als appliqué en het verwerken van ‘gevonden’ lapjes stof (frotté). Luchtige omlijning zou bijna een conceptueel kleed genoemd kunnen worden: de draden die zij met de hand omwikkelde, zijn slechts op 24 punten met elkaar verweven.
Hoewel de populariteit van textielkunst in de jaren tachtig al erg afgenomen was, kreeg Desirée Scholten in 1983 een grote opdracht: zeven kleden voor de nieuwe gebouwen van de Universiteit Leiden. Voor de ontwerpen putte zij uit verschillende perioden uit haar oeuvre en maakte daar variaties op. Voor het ‘dradenkleed’ Schaduw gebruikte ze draden opgebouwd uit aan elkaar genaaide stukjes Liberty stof. Het driedimensionale effect (trompe-l’oeil) van het opdoemende vierkant in dit kleed is nieuw. Peren is helemaal een noviteit: dit is het enige kleed in haar oeuvre zonder rechthoekig kader.
De opdracht had een staalkaart van haar jarenlange ervaring en artistieke kwaliteiten moeten worden. In 1987 kwam Desirée Scholten echter plotseling te overlijden, het vierde kleed half af op het weefgetouw. Twee weken voor haar dood had de jury van de Emmy van Leersumprijs – een oeuvreprijs voor de gebonden kunsten van het Amsterdams Fonds voor de Kunst – besloten haar die toe te kennen, dit was echter nog niet bekend gemaakt. Met het geld werd postuum een catalogus gemaakt bij haar eerste en enige solotentoonstelling in 1989, in Museum Het Kruithuis te Den Bosch.